Publicaties
Hieronder vind u een overzicht met een korte inleiding van de gepubliceerde artikelen.
Wilt u het gehele artikel aanvragen dan kunt u hier contact opnemen.
Alle onderstaande artikelen zijn geschreven door Henk Rensink ©.
Hieronder vind u een overzicht met een korte inleiding van de gepubliceerde artikelen.
Wilt u het gehele artikel aanvragen dan kunt u hier contact opnemen.
Alle onderstaande artikelen zijn geschreven door Henk Rensink ©.
Met de komst van klarinetvirtuozen -na 1780- ontstond al snel ook de behoefte aan technische verbetering en vervolmaking van het mondstuk. Het mondstuk van de vroegste klarinetten vervulde aanvankelijk een bescheiden rol. Dit gold voor de periode vanaf het ontstaan (rond 1700) tot aan de introductie en verbreiding van de klarinet in de kunstmuziek (1720 tot 1770).
Heel vroeger, in de Oudheid waren de primitieve trompet en hoorn nog geheel mondstukloos. Er was alleen een platgeslagen of omringde buisrand waar men tegenaan blies. Dit stond mijlenver verwijderd van ons moderne mondstuk. De oudste beschrijvingen van historische instrumenten en mondstukken zijn van Sebastian Virdung 1511, Martin Agrigola 1529 en Michael Praetorius 1619.
Opkomst volwaardige(r) mondstukken in verschillende versies
Met de komst van de kunstmuziek en de introductie van de hoorn in het orkest rond 1680, de trombone in 1810 en de ventieltrompet in 1826 ontstond ook de behoefte aan volwaardige(r) mondstukken voor de musici.
Sinds het ontstaan van de saxofoon rond 1840, heeft het mondstuk van het instrument opvallend veel veranderingen ondergaan - meer dan het instrument zelf. Deze veranderingen kwamen vrij laat op gang. Ze ontstonden niet vanuit de klassieke hoek, maar vanuit de dans- en jazzmuziek die in de eind jaren twintig en dertig in opkomst was. Om tegen de luider klinkende koperblaasinstrumenten op te kunnen, hadden de saxofonisten behoefte aan een krachtiger toon en meer volume. Sommige klassieke saxofonisten, onder aanvoering van concertsaxofonist Sigurd Rascher (die overigens zelf zijn entree in de lichte muziek maakte), betwijfelen of dit wel rijmt met de oorspronkelijke bedoelingen van de uitvinder.
Verschillende combinaties van vorm en afmetingen maken de toon donkerder of helderder, verhogen of verlagen de toonhoogte in één of meerdere registers, vermeerderen of verminderen het volume etc. etc. Voor iedere instrumentsoort heeft zich een specifieke mondstukvorm ontwikkeld. Dit globale basismodel beantwoordt het beste aan het specifieke toonkarakter van het instrument en laat zich hiermee ook het beste bespelen. Binnen dit basismodel is een grote keuzevariatie van soorten en maten. Allerlei persoonlijke aspecten spelen en doorslaggevende rol. Banen, tips en kamers zijn dan ook in diverse vormen en maten leverbaar.
De eisen die aan een modern mondstuk worden gesteld verschillen aanmerkelijk met die van vroeger. Instrumenten zijn qua bouw veranderd en deze ontwikkeling heeft ook het mondstuk niet ongemoeid gelaten. Mondstukkenbouwers hebben er dan ook alles aan gedaan om hun producten aan te passen aan de huidige eisen van blaasgemak, speelcomfort en klankkwaliteit.
Van fabriekswege is er tegenwoordig een heel gevarieerd scala aan allerlei verschillende mondstuktypes en -modellen. Afgezien van het feit dat ze confectie zijn uitgevoerd, hebben ze met elkaar gemeen, dat ze volkomen anoniem zijn. Er hangt wel een prijskaartje aan, maar géén naamkaartje. Niet elk model is geschikt om aan te schaffen, al zijn er veel goede mondstukken te koop. Mondstukbrochures en merkvergelijkingen bieden weinig houvast en ook met meer technische gegevens ben je er niet. Er komt veel meer voor kijken.